Bijbelboek Job Hoe lezen we dit Bijbelboek?

Bijbelboek Job  Hoe lezen we dit Bijbelboek?

HOE LEZEN WIJ HET BOEK JOB?  


Wij kennen het verhaal van Job. Toch is het niet zo makkelijk om dit boek te lezen en te begrijpen. De hoofdstukken 1,2 trekken onze aandacht en zijn niet zo moeilijk te begrijpen Hetzelfde geldt van hoofdstuk 42. Dat wordt anders als het om de hoofdstukken 3-41 gaat. Ik hoop dat deze artikelen hierbij een goede hulp zijn. 

Is Job 3-41 Gods Woord? 

Er zijn vijf mensen die in deze hoofdstukken aan het woord zijn. Dat zijn Job en zijn drie vrienden: Elifaz, Bildad en Sofar. Dan is er nog die andere vriend: Elihu. De HERE komt met Zijn antwoord in de hoofdstukken 38-41 
Wij lezen in hoofdstuk 42 dat Job zijn schuld belijdt en hoe de HERE op de vrienden van Job reageert. De HERE laat daar ook zien dat Hij Job weer een heel grote zegen geeft. 
Een van de moeilijkste in het boek Job is om vast te stellen wanneer Job verkeerd over de HERE gesproken heeft en wat het verkeerde in de woorden van Jobs vrienden was. Dat moet ons voorzichtig maken om heel makkelijk teksten uit de hoofdstukken 3-37 te gebruiken om bepaalde dingen te bewijzen. We moeten er zeker van zijn dat wat daar gezegd wordt in overeenstemming met Gods wil is. Zo kun je vragen stellen bij de bewijsteksten uit het boek Job die je onder vraag en antwoord 13 van de Heidelbergse Catechismus vindt. We lezen daar bijvoorbeeld teksten die uit de mond van Elifaz komen: Job 4:18,19; 15:15,16. Dat al de woorden van Elifaz niet Gods wil en wijsheid weergeven lezen we in 42:7: “Nadat de HERE deze woorden tot Job gesproken had, sprak de HERE tot de Temaniet Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw beide vrienden, want u hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job.” 
Wanneer wij antwoord willen geven op de vraag of we in Job 3-37 met Gods Woord te maken hebben, moet ons antwoord ja zijn. De Heilige Geest heeft ook deze hoofdstukken tot deel van de Bijbel, van Gods Woord gemaakt. Toch betekent dat niet dat alles wat daarin staat ons de goede weg van God en de goede leer van God leert. Het is belangrijk om hier het onderscheid tussen historisch en normatief gezag te maken. 
Alles wat we in de hoofdstukken 3-37 lezen, is een betrouwbaar verslag van wat Job en zijn vrienden gezegd hebben. Deze woorden zijn op een historisch betrouwbare manier aan ons overgeleverd in Job 3-37. Toch geven niet al de woorden in deze hoofdstukken voor ons de wil van de HERE weer. Niet alles in deze hoofdstukken heeft voor ons normatief gezag. Wij kunnen niet van alle woorden van Jobs vrienden zeggen dat het goede woorden zijn. Al hun woorden zijn niet met Goddelijk gezag bekleed. Dat moet ons voorzichtig maken om heel makkelijk de woorden van de drie vrienden van Job te gebruiken en daarmee iets te bewijzen. Zelfs Job zegt in deze hoofdstukken dingen waarvoor de HERE hem in de hoofdstukken 38-41 bestraft. Als we weer naar antwoord 13 terugkeren zou het ook beter zijn om de teksten uit Job 9 en 15 met gedeelten uit Rom 3 te vervangen. Ik kom in het volgende artikel er nog op terug hoe we de hoofdstukken 3-37 moeten lezen.

 Wie was Job? 

Wie de menselijke schrijver van het boek Job is weten we niet. Het boek Job geeft ons daarvoor geen enkele aanwijzing. Dat is ook niet belangrijk als we er maar aan blijven vasthouden dat wat in dit boek staat werkelijk gebeurd en gezegd is. We lezen in dit boek wat op een bepaald ogenblik in de hemel (1:6-12; 2:1-7) en op aarde gebeurd is. Als we op de toespraken in dit boek letten, zien we dat ze in een dichterlijke stijl geschreven zijn. Dat hoeft niet te betekenen dat Job en zijn vrienden elkaar in een dichterlijke stijl toegesproken en beantwoord hebben. De dichterlijke vorm kan de vorm zijn die een mens onder leiding van de Heilige Geest gekozen heeft en die op die manier volledig betrouwbaar weergegeven heeft wat er toen gezegd is. 
Opvallend is dat Job een niet-Israëliet is. Hij woont in het land Uz.  Wij kunnen niet met zekerheid zeggen waar dit land precies lag. Wij lezen over mensen en streken met de naam Uz in: Genesis 10:23; 22:21; 36:1,28; 1 Kronieken 1:17,42; Jeremia 25:20; Klaagliederen 4:21. Het lijkt erop dat het een stuk land is dat ten zuiden van Juda ligt. Andere gegevens wijzen meer in de richting van een stuk land dat ten noordoosten van Israël ligt. Het is heel goed mogelijk dat verschillende stukken land in de Oudheid de naam Uz gehad hebben. 
Wij vinden een interessante traditie over Job in de Septuagint. De Septuagint is de eerste vertaling van het Oude Testament. Het was een Griekse vertaling die in de tijd van de Here Jezus veel gebruikt is. Wij vinden in die vertaling bij 42:7 een toevoeging. Volgens deze toevoeging zou Job dezelfde zijn als Jobab de zoon van Zerach zijn. Wij lezen van Jobab in Gen 36:33. Job zou dan een kleinzoon van Ezau geweest zijn. Deze dingen zijn natuurlijk niets anders dan een menselijke overlevering. Toch is het wel zo dat als je het hele boek Job leest je tot de conclusie moet komen dat het meest waarschijnlijke is dat Job in de tijd van de aartsvaders of net daarvoor geleefd moet hebben 
Aanwijzingen dat Job ongeveer in de tijd van Abraham geleefd heeft zijn: 
• De organisatie van het familieleven en van zijn eigendom past bij die tijd in het Oude-Nabije Oosten. Hij is een herdersvorst en zijn rijkdom wordt uitgedrukt in het bezit aan vee dat hij heeft. 1:3; 42:12. Dit past bij deze tijd. 
• Job wordt heel oud. 42:16. Zijn leeftijd van 140 jaar past bij de tijd van de aartsvaders of daarvoor maar niet in de tijd daarna. 
• In de tijd voor Israëls volksbestaan in Kanaan waren er gelovigen die niet tot de nakomelingen van Abraham behoorden. Een ander voorbeeld daarvan is Melchizedek. Zie Gen 14. 
Als het over de persoon Job gaat was hij zeker een historische persoon die op aarde geleefd heeft. Dat komt duidelijk in het boek Job naar voren. En ook op andere plaatsen in de Bijbel. Kijk bijvoorbeeld: Ez 14:14,20; Jak 5:11. 



De indeling van het boek 

Als je het boek Job begint te lezen, is het goed en nodig op op de indeling van het boek te letten. De volgende indeling kan daarbij helpen: 

1. De historische situatie Hoofdstuk 1,2 
2. De toespraken van Job en zijn vrienden Hoofdstuk 3-31 
We zien dan de volgende personen aan het woord mat daarachter de hoofdstukken waarin dat het geval is. 
Job 3 
1e ronde 2e ronde 3e ronde 
Elifaz 4,5 15 22 
Job 6,7 16,17 23,24 
Bildad 8 18 25 
Job 9,10 19 26-31 
Sofar 11 20 
Job 12-14 21 
3. Toespraken van Elihu Hoofdstuk 32-37 
4. Gods woorden Hoofdstuk 38-39:35; 40,41 
5. Het antwoord van Job Hoofdstuk 39:36-38; 42:1-6 
6. De nieuwe situatie van Job Hoofdstuk 42:7-17 

 Hoe moeten we over de woorden van Elihu denken? 


Als je naar de indeling van het boek Job kijkt, zie je meteen dat de toespraken van Jobs vierde vriend los van die van de andere drie staan. Is dat toevallig of hebben zijn toespraken een andere inhoud? 
De woorden van Elihu worden door mensen verschillend beoordeeld. Vaak wordt hij bij de andere drie vrienden gerekend en wordt gezegd dat hij dezelfde mening als de andere drie uitdraagt. Ook hij zou daarom onder Gods veroordeling vallen. Elihu zou dezelfde boodschap als de andere drie brengen maar dan alleen in andere woorden. Deze uitleg is niet erg aannemelijk. Waarom niet? Omdat de HERE de drie vrienden aan het einde van het boek Job bestraft. Hij bestraft Elihu dan niet! Kijk maar in Job 42:7-10: “Nadat de HEER deze woorden tot Job had gesproken, richtte hij zich tot Elifaz uit Teman: Ik ben in woede ontstoken tegen jou en je twee vrienden, omdat jullie niet juist over Mij hebben gesproken, zoals mijn dienaar Job. Welnu, neem elk zeven jonge stieren en zeven rammen, ga daarmee naar mijn dienaar Job, zodat jullie een offer kunnen brengen voor jezelf. Job, mijn dienaar, zal voor jullie bidden, want Ik ben alleen hem goedgezind. Dan zal Ik jullie niet blootstellen aan schande, ook al hebben jullie niet juist over Mij gesproken, zoals mijn dienaar Job. En Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naama deden zoals de HEER had gezegd en de HEER was Job goedgezind. Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, bracht de HEER een keer in het lot van Job en Hij gaf hem het dubbele van wat hij eerder bezat.” 

We zien bij Elihu zeker nieuwe en andere dingen dan bij de drie vrienden. Dat zijn o.a.: 
• De drie vrienden verheffen zich boven Job. Zij beschuldigen Job ervan dat hij een grote zondaar is. Dat kan volgens hen niet anders. De ellende die over het leven van Job komt zou daarvan het bewijs zijn. Af en toe komen deze drie vriende zelfs met heel concrete beschuldigingen die moeten bewijzen dat de ellende die Job treft het gevolg van ernstige zonden in zijn leven is. Een voorbeeld daarvan is wat Elifaz in hoofdstuk 22:6-9 zegt: “Zonder reden eiste je een pand van je naaste en armen nam je zelfs hun laatste kleren af. Wie uitgeput was weigerde je water, brood onthield je hem die honger had. Ja, de geweldadige bezit het land, de nietsontziende heeft er zijn macht gevestigd, Weduwen heb je weggestuurd met lege handen, de krachten van de wezen heb je gebroken.” 
De drie vrienden van Job verheffen zich onterecht boven Job. Want de beoordeling van het leven van Job door de HERE is: “Zoals Job is er niemand op aarde: hij is rechtschapenen onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad.” 1:8. 
Elihu verheft zich niet boven Job. Zijn overtuiging is niet dat Job een grote zondaar is en dat daarom die grote ellende over zijn leven gekomen is. Hij erkent dat hij zeker niet beter als Job is. Het is voor hem niet zo dat mensen met wie het goed gaat dus beter zijn dan mensen die het in het leven zwaar krijgen. Hij gaat naast Job staan: “Voor God zijn wij elkaars gelijken, jij bent net als ik uit leem gevormd. Laat angst voor mij je niet verlammen, mijn hand zal niet zwaar op je drukken.” 33:6,7 
• De drie vrienden kunnen aan niets anders denken dan dat Job een grote zonde gedaan heeft. Job verzet zich hiertegen. Het gevolg van de manier waarop de drie vrienden praten is dat Job zover komt dat hij de HERE tot verantwoording roet. Hij gaat dan zelfs zo ver dat hij met de beschuldiging van onrechtvaardig aan het adres van de HERE komt. Zie o.a.: 4:6-8; 8:20; 11:11;18:5. 
De grote verdienste van Elihu in het gesprek is juist dat hij erop wijst dat we allemaal als zondaren de grootste ellende verdiend hebben. We hebben allemaal vanwege onze zonden en onze schuld bevrijding en verlossing door God nodig. Hij wijst er net als Job al eerder gedaan heeft op dat ieder mens de Verlosser nodig heeft. Zie 33:23-25. Kijk voor Job 19:25. 
Vanuit het juiste gezichtspunt dat we allemaal zondaren zijn en de ergste ellende verdiend hebben, bestraft Elihu Job omdat Job de HERE van onrecht durft te beschuldigen. Job is gaan twijfelen en heeft zich al meer tegen God gaan richten: 3:3; 9:22; 16:11-18; 19:6. Elihu laat zien dat dit niet bij het optreden van een mens tegenover God past. Hij wijst op het verkeerde op dit punt in de woorden van Job o.a. in 34:35-37: 
“ Job spreekt zonder kennis van zaken, zijn woorden getuigen niet van inzicht. O, werd Job maar tot het uiterste beproefd, want hij praat als iemand die op kwaad uit is. Hij voegt zonde toe aan zonde, hij is opstandig waar wij bij zijn en spreekt zich keer op keer uit tegen God.” De HERE zelf legt ook juist daarbij de vinger in de hoofdstukken 38-41. Heel kernachtig lezen we dat in 40:1,2 (Vertaling 1951 39:34,35): “En de HEER vervolgde: Een mens die met de Ontzagwekkende twist – kan hij Hem iets leren? Laat hij die God terechtwijst op dit alles antwoorden!” 
Ook op een ander punt zien we grote overeenstemming tussen wat Elihu zegt en wat de HERE tegen Job zegt. Elihu wijst Job op de grootheid en majesteit van God. Hij doet dat vooral in hoofdstuk 37. Het onderwijs van de HERE in de hoofstukken 38,39 sluit daarbij aan. 

 Heeft Job echt dingen gezegd die niet goed waren? 

Is het echt zo dat Job in het Bijbelboek dat naar hem genoemd is dingen gezegd heeft die niet goed waren? Die vraag komt vooral naar ons toe als de HERE zich in hoofdstuk 42:7 tot Elifaz richt en zegt: “Ik ben in woede intstoken tegen jou en je twee vrienden, omdat jullie niet juist over mij hebben gesproken, zoals mijn dienaar Job.” 
Waarom is de HERE kwaad op die drie vrienden? De reden daarvan is dat zij niet op de juiste manier over Hem gesproken hebben. 
Dat betekent niet dat ze perse dingen gezegd hebben die niet waar zijn. Veel van de dingen die de drie vrienden gezegd hebben zijn op zichzelf waar. Daarom kan Paulus in 1 Kor 3:19 ook woorden van Elifaz aanhalen. Woorden die we in Job 5:13 vinden. Toch kan iemand met veel woorden die op zichzelf waar een verhaal maken waarvan de strekking verkeerd is. Dat is wat de drie vrienden gedaan hebben. Ze hebben veel woorden die opzichzelf waar zijn zo met elkaar verbonden dat de strekking van hun verhaal geworden is: Ieder mens die in groot problemen zit en door grote problemen getroffen wordt moet een grote zondaar zijn. Wie in zijn leven niet veel problemen ondervindt zou daaruit de conclusie kunnen trekken dat hun leven goed voor God is. 
De drie vrienden hebben daarmee een verkeerd beeld van God en het leven voor Gods ogen gegeven. Ze hebben daarin verkeerd over de HERE gesproken. Dat is niet de manier waarop de HERE werkt. 
De Here Jezus wijst dat aan als Hij iemand die blind geboren is geneest. Dan wordt de Here Jezus de vraag gesteld wie er zo zwaar gezondigd heeft: die blinde man of zijn ouders. Jezus’antwoord is dan: “Hij niet en zijn ouders niet, maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden.” Joh 9:3 
Wanneer de HERE zegt dat de drie vrienden niet op de goede manier over Hem gesproken hebben zoals Job dat wel gedaan heeft, betekent dat niet dat Job nooit iets verkeerds gezegd heeft. Job heeft niet altijd het gelijk aan zijn kant gehad. Dat wordt heel duidelijk in de hoofdstukken 38-41. Daarin bestraft de HERE Job over bepaalde dingen die hij gezegd heeft en de houding die hij daardoor tegenover de HERE inneemt. De Here God zegt in 38:2 zelfs tegen Job: “Wie is het die mijn besluit bedekt onder woorden vol onverstand.?” 
De rede van die woorden is dat Job de HERE tot verantwoording geroepen heeft. Hij heeft zo gesproken dat hij de indruk wekt dat de HERE oprechtvaardig met hem omgaat. Wat nu met hem gebeurd is, heeft hij niet verdiend. Hij twijfelt aan God rechtvaardigheid. Job laat zich door de HERE ook overtuigen en erkent dan ook zijn schuld. We lezen dat in 42:3-6: “Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken? Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten. “Luister,” zei ik, “dan zal ik spreken, ik zal u ondervragen, zeg mij wat u weet.” Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil.” 
We zien hier dat ook Job dingen gezegd heeft die verkeerd waren en door Gods nadere onderwijs weerlegd zijn. Job erkent dat en is blij met Gods onderwijs aan hem. Nog voordat de HERE hem uit zijn ellendige situatie haalt! 

Enkele belangrijke elementen in het boek Job 

Ik noem nu enkele belangrijke zaken die we in het boek Job leren. Die God ons leert. Er zouden er zeker nog meer te noemen zijn. 
• De strijd tussen God en satan. De satan wil bewijzen dat een mens die zwaar in de ellende komt door God niet tot het einde toe zo vastgehouden kan worden dat die man of vrouw de HERE blijft aanbidden. De HERE laat zien dat Zijn kracht en trouw boven alle macht van de duivel uitgaan. Het blijven geloven, het blijven dienen van God is niet van aardse welvaart en geluk op deze wereld afhankelijk. 
• Job wordt door de trouw en kracht van God een voorbeeld van het geduldig lijden om het volgen van God. Kijk Jakobus 5:10. Je kunt op de HERE vertrouwen! 
• De satan kan niet verder gaan als wat de HERE hem toelaat. Zie 2:6. 
• Als je in moeilijke omstandigheden leeft en je moet lijden betekent dat niet automatisch dat er een bijzondere zonde in je leven is. Iedereen heeft de Verlosser nodig. 
• Wij als mensen kunnen Gods wijsheid niet beoordelen en veroordelen. De HERE gaat ons verstand en ons voorstellingsvermogen te boven. Ons past het om Hem en Zijn grootheid te aanbidden. 
• De beproevingen van de gelovigen zijn er op gericht om de HERE echt te kennen. Zie 42:5 
• Een gelovige leeft en aanbidt de HERE. Hij doet dat niet voor niets. Kijk 1:9