Johannes 13:12-17 Christus'gemeente heeft vanuit de liefde van Jezus tot het einde in onderlinge liefde te leven

ORDE VAN DIENST

 

Votum

Vrede/Zegengroet

Psalm 122

Lezing van de wet

Gez 1:1,8,13

Schriftlezing: 1 Joh 4:7-21

Gebed

Collecte

Psalm 63

Tekst: Joh 13:12-17

Preek

Psalm 133:1,3

Dankgebed

Gezang 41

Zegen

 

 

Broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefde  gemeente van onze Here Jezus Christus

 

Een keer per jaar laat de paus 12 armen bij zich komen. Dat gebeurt een dag voor Goede Vrijdag. De paus knielt dan bij de 12 armen neer. Hij wast  ze dan als “slaaf van alle slaven” de voeten.

Je ziet hier een soort imitatie, een soort nabootsing van wat de Here Jezus in Johannes 13 gedaan heeft. Is dat het wat de Here Jezus in onze tekst van ons vraagt? Ook van ons als het om ons gemeente-zijn gaat?

Ons antwoord daarop zal nee moeten zijn. We zien dat duidelijk als we er op letten dat de Here Jezus hier als de enige en unieke Verlosser zijn werk doet. De Here Jezus heeft dat laten zien toen Hij met Petrus sprak. Petrus wilde eerst  beslist niet dat de Here Jezus zijn voeten zou wassen.

De reden daarvoor was dat Petrus zich eigenlijk te goed voelde om een Verlosser nodig te hebben die Zich in zijn plaats zo diep moest vernederen. Wij mensen hebben er vaak heel veel moeite mee dat we zo’n Verlosser nodig hebben. Veel mensen hebben er moeite mee dat er voor mensen die het niet bij Christus zoeken geen vergeving is. Dat wordt in het gesprek met mensen om je heen duidelijk. Je merkt ook dat we het soms heel lastig vinden om deze dingen in gesprekken met anderen om ons heen te zeggen.  Dan komt naar voren dat het veel makkelijker en aantrekkelijker is om aan anderen over een Jezus te vertellen die er altijd voor jou wil zijn, die met je meevoelt, die ook als je het heel moeilijk hebt altijd naar je wil luisteren. Die er altijd voor je wil zijn. Het wordt als moeilijk ervaren om tegen mensen  te zeggen: de Here Jezus moest zich zo diep vernederen om mijn en jouw schuld te dragen. Als je met je schuld niet naar Hem gaat en je zonden niet belijdt is er geen verlossing. Velen voelen dat als te confronterend. Zij voelen ook een soort vervreemding van zichzelf als ze zeggen dat zonder het geloof in Christus die voor onze zonden aan het kruis moest hangen er geen redding van het eeuwige oordeel is. Deze weerstand is iets wat in onze tijd en cultuur in de lucht zit. Toch kunnen we ook voor ons gemeente-zijn niet met minder toe. Zonder om samen daaruit te leven en te getuigen zijn we niet echt gemeente van Christus. We zien daar iets van als ik jullie het evangelie van Christus onder het volgende thema verkondig:

 

CHRISTUS’ GEMEENTE HEEFT VANUIT DE LIEFDE VAN JEZUS TOT HET EINDE IN ONDERLINGE LIEFDE TE LEVEN

 

  1. Liefde die de Meester getoond heeft
  2. Liefde die de slaven hebben te tonen

 

  1. Liefde die de Meester getoond heeft

 

De Here Jezus heeft op het moment van onze tekst de voeten van de 12 discipelen gewassen. Hij doet zijn schort af. Trekt zijn nette kleren weer aan. De Here Jezus neemt zijn plaats aan tafel weer in. Hij zegt dan: Begrijpt u wat Ik u gedaan heb?

De Here Jezus gaat nu aan de 12 een deel van de betekenis van de voetwassing uitleggen. We moeten er goed op letten dat de Here Jezus het werkelijk over een deel van de betekenis heeft. We zien dat heel duidelijk als we even naar vers 7 kijken. Daar zegt de Heiland over de voetwassing:  “Wat Ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later verstaan.”

De Here Jezus bedoelt daar niet: over vijf minuten leg Ik het wel uit en dan begrijpen jullie het wel. Nee, het gaat er in vers 7 om dat Jezus laat zien dat de voetwassing erop wijst dat Hij als de Verlosser naar de dood op weg is. Dat Hij als de Verlosser Zich tot in de dood toe zal vernederen. Zelfs die slavendienst moet Ik voor jullie doen, wil er voor jullie leven met God zijn. Van die genade moet je leren leven, wil er voor jullie redding zijn uit de greep van de zonde en de dood. De apostelen kunnen dat op het ogenblik van onze tekst nog niet bevatten. Dat komt na Jezus opstanding. Dan zullen hun ogen voor deze dingen geopend worden.

Nu geeft de Here Jezus praktisch onderwijs dat de 12 op dat moment kunnen begrijpen. Ook op dit punt komt er na de opstanding van de Here Jezus nog verdere verdieping.

De Here Jezus wijst dan op het feit dat de leerlingen Hem Meester noemen. Zij erkennen daarmee Zijn hoge plaats. Jezus staat boven hen. Zij zijn bereid naar Hem als hun meerdere te luisteren. Als iemand die recht op hun hele leven heeft. Zoals een meester in die tijd recht op het leven van zijn slaven had. Als nu die Meester, die Here slavenwerk doet dan toch zeker de slaaf?! Wanneer een baas in een of ander bedrijf een smerig werkje aan het doen is, zou het dan billijk wezen dat een werknemer zegt: Nou dat doe ik niet, dat is mij te smerig? Nee, zo kan het niet zijn. Wie volgeling van Christus wil zijn, zal Hem ook volgen in de dingen waartoe Hij je oproept. Hij is de Heer van je leven. De Here Jezus gaat ons hier voor op het punt van het elkaar liefde betonen.

Dat de Here Jezus als Meester hier voorgaat, heeft een heel eigen betekenis. Dat is niet maar een of ander toevallig voorbeeld van een mens die op dat moment zover is dat Hij veel liefde kan geven. Terwijl Hij op een ander moment helemaal niet zo liefdevol is.

Nee, juist in het voorgaan van Christus als Here blijkt dat Zijn liefde uitstijgt boven wat je op de wereld aan liefde vindt. Deze liefde is meer als de menselijke liefde die we op aarde vinden. Hoe ontroerend die van tijd tot tijd ook kan zijn. Want de liefde, de vrede die de Here Jezus in de voetwassing en later in Zijn kruisdood heeft laten zien, komt niet uit de goede wil van een mens voort.  Die echte goede wil is er trouwens in zondige mensen uit zichzelf niet meer.

Deze liefde is zoveel meer. Deze liefde is zoveel vaster, zoveel zekerder. Want dit is geen menselijke liefde. Die is zo breekbaar. We hebben dat in het paradijs gezien. Het is ook zeker geen liefde van een zondig mens. Want op die liefde kun je helemaal slecht aan.

We hebben hier bij de Here Jezus met de liefde van de Verlosser, die God en mens is, te maken. Met de liefde die er constant is. Die niet stuk te krijgen is. Dat wordt ook duidelijk in Joh 13:1:  “Hij heeft de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde.”

Deze Goddelijke liefde die in Joh 13 zo heerlijk naar ons toekomt laat Jezus liefde zien als de grond en bron voor echte liefde op deze aarde. Waar de liefde van Christus niet heerst,  is echte vrede en echte liefde niet mogelijk. Zonder Christus blijft elke vrede en elke liefde op aarde maar lapwerk. Werk dat naar buiten toe heel mooi kan lijken maar wat in zichzelf al weer de oorzaken van ontbinding, van het stukbreken van die liefde en vrede in zich draagt. Omdat uit die liefde en vrede niet zijn weggenomen de liefdeloosheid, de jaloersheid, de strijd om meer invloed en macht die in ons zondige hart huizen.

Van al die dingen is er niets in het hart van Jezus te vinden. Van al die dingen is er niets te vinden in Zijn werk als de Christus.

Zijn liefde tot het einde is de liefde van de Verlosser die verdiend heeft dat er in het leven van wie Hem volgen weer echte liefde kan komen. Zijn liefde bij de voetwassing is de liefde waarmee Christus verdiend heeft dat er voor wie gelooft vrede is met de Vader. Zijn liefde heeft verdiend dat wie op Christus zijn leven bouwt de Heilige Geest ontvangt. En een van de gevolgen, van de vruchten die de Geest in je leven werkt is: liefde. Op het oprechte gebed geeft de HERE jou Zijn Geest die je dan ook leert om vanuit Gods liefde te leven.

De liefde van de Meester, van de Here Jezus is uniek. Dat is het fundament waarop jij en ik mogen, moeten bouwen. Dat fundament waarvan we ook in 1 Joh 4 lezen: “Hierin is de liefde van God jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden ….. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.” (vs 9,10 …. 19)

Wij hebben op het fundament dat de Here Jezus in Zijn zelfopofferende liefde voor liefdeloze mensen gelegd heeft als Zijn slaven te bouwen. Christus heeft de Geest voor je verdiend die het jou wil leren.

 

  1. Liefde die de slaven hebben te tonen.

 

De Here Jezus gebruikt in vers 14 een heel sterk woord. Het zegt maar niet: het zou goed zijn als jullie vanuit Mijn liefde elkaar zouden liefhebben. Hij zegt ook niet: het zou eigenlijk moeten. Nee, de zin: “ook u behoort elkaar de voeten te wassen”,  wil niets anders zeggen dan: Het mag in Mijn gemeente niet anders! Waar je niet bereid bent, om de ander in de gemeente in liefde te dienen,  zit het echt verkeerd. Wie daarmee niet bezig is, staat buiten Christus’ liefde, buiten Zijn gemeente. Die onderlinge liefde, dat je in liefde opofferen voor elkaar in de gemeente wordt door de Here Jezus in het vervolg van Joh 13 zelfs een belangrijk punt genoemd waaraan de wereld Zijn gemeente zal herkennen. Want in de verzen 34,35 horen we uit Zijn mond:      

“Een nieuwe gebod geef Ik u, dat u elkaar liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat u ook elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat u discipelen van mij bent, indien u liefde hebt onder elkaar.”

Niemand in Christus’ gemeente kan daar onderuit. Niemand van ons kan zeggen: Ja maar ik sta te hoog op de maatschappelijke ladder om het schort aan te trekken en de voeten van een ander te wassen als het nodig is. Ik vind dat gewoon zo moeilijk dat kun je van mij niet vragen. Ik ben nou eenmaal iemand die zijn eigen gelijk en recht ook altijd wil krijgen. Zulke dingen kunnen niet in Christus’ gemeente en horen niet bij echt christen-zijn.

Niemand in de gemeente van Christus mag zeggen: Ja maar ik ben ouderling, diaken of dominee. Je denkt toch niet dat ik dat eenvoudige werk voor een ander doe. Vraag maar een gewoner iemand daarvoor. Wie wel zo denkt of doet,  leeft niet van de liefde van Christus. Dan veracht je eigenlijk de voetwassende Christus.

Juist omdat Hij  de voeten van de 12 gewassen heeft, is duidelijk dat niemand op deze wereld ooit met enig recht in Christus gemeente kan zeggen: Vanwege mijn positie, vanwege mijn ambt, vanwege mijn karakter help ik de ander niet. Niets mag voor ons te vies, te gewoon, te verachtelijk zijn als we onze broeder of zuster daar echt mee helpen. Christus liefde leert je dan om in je leven af te rekenen met  het je beroepen op eigen positie en waardigheid. Christus liefde leert je op Zijn tijd het schort aan te trekken, de WC schoon te maken, de verstopte beerput in orde te maken.

Dat omdat we in het geloof de Here Christus als de Verlosser kennen die nog veel smeriger, nog veel verachtelijker werk gedaan heeft voor jou. De Zoon van God beriep zich niet op Zijn positie. Hij zei en dacht niet: Hier ben Ik te hoog en te belangrijk voor. Hij waste de voeten. We lezen dat o.a. heel duidelijk in een deel van Fil 2:  “doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen. Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in ​Christus​ ​Jezus​ was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis.” Vs 3-8

Hij ruimde de zonden van de gelovigen in liefde op. Smeriger, zwaarder, ondankbaarder werk bestaat niet. Hij deed dat zelfs voor mensen die uit zichzelf Hem niet liefhadden. Hij deed het voor die zondaar, voor die goddeloze die ik van nature ben. Paulus schrijft dan ook in Rom 5:  “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.” (vers 8)

Dat heeft Gods Zoon onze Here uit liefde en met liefde gedaan. Er blijft voor wie bij Christus wil horen geen excuus over om de ander in de gemeente niet te helpen en niet lief te hebben.

En als we dan eens letten op ons eigen leven in de gemeente: Hoe staat het er dan met ons voor? Zijn wij zo door Christus liefde bewogen dat wij voor elkaar niets anders dan voetwassers willen zijn. Of is het bij ons maar al te vaak zo dat wij elkaar de oren willen wassen? Zijn wij mensen die ook in de omgeving bekend staan als mensen die graag liefde geven en daar niets voor terug hoeven te krijgen?

Hoe staan wij in ons hart tegenover elkaar? Wint daarin de liefde het of hebben we eigenlijk diep in ons hart geen echte liefde voor een bepaalde broeder of zuster? Leeft er in ons een soort argwaan, een soort wantrouwen?  Dan moet je niet zeggen: Is dat nu zo erg? Luister naar wat de Heilige Geest daarvan zegt in 1 Joh 4:  “Indien iemand zegt: Ik heb God lief, maar zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan ook God, die hij niet gezien heeft niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben.” Vs 20,21

Dan weet ik heel goed dat dat van tijd tot tijd heel moeilijk kan zijn. Menselijk gesproken is dat ook niet op te brengen. Dat kan met vallen en opstaan alleen wanneer we blijven letten op de liefde van Christus voor ons. Dat kan alleen als we eigen liefdeloosheid in ons hart en onze mond belijden als zonden die ons leven drukken. Dat kan alleen als we vanuit Christus’ liefde die ons leven gegrepen heeft! elkaar de zonden belijden. Dat kan alleen met de hulp van de Heilige Geest.  Als we dat zien,  komen we voor heel praktische vragen te staan. Ik kan er maar een paar als voorbeelden noemen:

Een belangrijk punt is dan: Hoe praten we over en met elkaar?

Wat doe je als er iets in de gemeente gebeurt waarmee je het niet helemaal eens bent? Wat doe je als je iemand iets hoort zeggen of ziet doen waarvan je weet dat het niet klopt?

Is het niet te veel zo  dat we daarover met allerlei mensen praten behalve met de broeder of zuster die het betreft? Dat we van kleine dingen soms ook veel te grote zaken maken omdat we onszelf te belangrijk vinden.

Laten we  goed bedenken dat we dan niet vanuit de liefde van Christus spreken. Die liefde van Christus is juist dat we het goede gerucht over elkaar verspreiden en niet onnodig het kwade. Dat we vol liefde onze bezwaren, onze moeite alleen bespreken met die broeder of zuster over wie het gaat. Komt er dan nog geen oplossing dan zijn er op dat moment altijd nog andere wegen om daarover met elkaar verder te praten. Andere wegen dan om het onder de koffie met anderen te bespreken. Wat is het nodig dat we de vrede blijven zoeken ook als dat zelfverloochening vraagt!  Het onderling negatief praten is een zonde waar we ons allemaal makkelijk aan schuldig maken. Laten we die zonde bij elkaar aanwijzen en daar vanuit Christus liefde tegen vechten. Dan alleen kan er echte bloei komen in het leven met Christus, in het leven als gemeente. Van groot belang is ook de manier waarop wij met de ander spreken. Doen we dat om hem of haar eens goed de waarheid te zeggen, hem eens flink de oren te wassen. Wat zijn we dan zondig bezig. Wat zetten we ons dan buiten de liefde van Christus. Onze woorden hebben de liefde tot onze medebroeder of zuster uit te stralen. Wij mogen iemand die echt op een verkeerde weg van de HERE af gaat ook niet negeren. Vanuit Christus’ liefde hebben we altijd de ander in eigen gezin, in eigen kring weer te zoeken om hem of haar op Christus als de enige weg met liefde te wijzen. Dat kan heel moeilijk zijn. Toch maakt dat ons spreken niet vaag, slap en zouteloos. Maar dat laat bij alle duidelijkheid en belijndheid wel zien: Ik zeg dit niet omdat ik zo’n beste ben. Nee, omdat Christus jouw antwoord en leven wil. Omdat je zonder Zijn liefde voor eeuwig omkomt.

Dat maakt ons klein. Dat leert ons af om op onze strepen te staan. Dat leert ons om de eerste te zijn om onenigheid en ruzie te willen oplossen. Omdat we het niet kunnen uitstaan dat Christus liefde in de gemeente door onze daden verduisterd wordt. Ook verduistert naar buiten toe.

Christus’ eer en  Zijn liefde is voor ons toch wel alles? U weet van Zijn liefde. Jij hebt nu weer van Gods liefde gehoord.   Het is toch wel zo dat jij en ik onze praatgrage liefdeloosheid willen bestrijden en Zijn liefde in de praktijk willen brengen? Dat is een heel belangrijk punt als het om  het gemeente van Christus zijn, gaat.

Dan ben je gelukkig. De Here Jezus zegt zelf dat je zalig bent als je vanuit Zijn liefde leeft. Als je dat door Gods kracht in praktijk brengt.  Dan bloeit de gemeente door Gods liefde. Dan ben je zalig door Christus liefde alleen.

 

AMEN