Jona 1:1-16 De HERE aanvaardt Jona's ontslag niet

Deze preek is niet in de kandelaar gehouden. Gehouden in 1994. 

DE HERE GEEFT JONA GEEN ONTSLAG

   Aanwijzingen voor de liturgie:

        

   Schriftlezing: Markus 4: 35-41

   Tekst: Jona 1:1-16

   Aanvangslied: Psalm 135: 3,11

   Na de wet: Psalm 103: 1,3

   Na geloofsbelijdenis: Psalm 103: 1,9

   Na  Schriftlezing  of  collecte:  Psalm 107: 8,9,10,13½

   Na preek: Psalm 139: 3,4,11

   Slotzang (na collecte): Psalm 96: 2,8

  

 Broeders en zusters, jongens en meisjes gemeente van onze Here Jezus Christus.

       

Wie is God voor jou?  Wie is God voor jou?  Deze vraag bedoel ik echt persoonlijk.  Hoe stel jij je God voor?  Als je aan  Hem denkt aan wat voor een persoon denk je dan?

Ben  je eigenlijk bang voor Hem?  Zie je Hem als iemand die altijd kritisch naar je kijkt?  Als iemand die altijd er op  uit  is  om je gebreken en fouten in je leven op te sporen.  Als  iemand  die altijd weer zegt:  Ja,  dat heb jij gedaan  maar  toch mankeerde dit en dat er nog aan.  Zie je God als  iemand  bij  wie  er geen lachje afkan?  Die je alleen maar kritisch aankijkt. Is God de kritische en strenge Vader bij           wie het nooit goed genoeg is?

Er zijn mensen, ook in Christus' gemeente die met dat beeld  van God leven.  En misschien herkent je dit helemaal of voor een deel bij jezelf.  Hoe kom je aan dat beeld van God?  Het kan  zijn  dat  het gedrag van je eigen vader dat beeld van Vader  in  de hemel bij je heeft opgeroepen.  Het kan komen           doordat  je  in  jouw  omgeving  alleen maar nadruk op Gods straffen van de zonden hebt  meegemaakt.  Wanneer we tegenover  onze  kinderen  alleen maar over de HERE spreken op de           manier  van:   Denk  erom dat je dat niet doet want de HERE ziet het. Dan roepen we het beeld van die God op die alleen maar streng en kritisch is.

Is  dat  het  beeld  wat  de  HERE van zichzelf geeft in de Bijbel?   Als  dat niet zo is zullen we er alles aan moeten doen om dat beeld ook niet op te roepen.  Er alles aan moeten doen om dat beeld uit ons eigen leven weg te doen.  Wie de  HERE  is komt ook in het boek Jona duidelijk uit.  Daar        krijgen  we ook antwoord op de vraag of de HERE alleen maar streng en kritisch is.

                            Ik breng jullie Gods blijde boodschap onder dit thema:

        

           DE HERE AANVAARDT JONA’S ONTSLAG NIET

        

          1. De HERE geeft Jona opdracht

          2. Jona vlucht voor die opdracht

          3. De HERE grijpt Jona in zijn kraag

       

          1. De HERE geeft Jona opdracht.

         

 Jona  kennen we.  Het verhaal zoals we het in het boek Jona  vinden  wordt  graag en veel verteld.  Minder bekend is dat  Jona  ook  op een andere plek in de Bijbel naar voren komt. Het gaat daar over dezelfde persoon. Want ook daar lezen we  over Jona de zoon van Amittai.  Dat is in 2 Koningen 14. In  de  verzen  25-27  wordt  ons duidelijk gemaakt dat Jona in   Gods naam gezegd heeft dat Israel verloren land zal heroveren.   Dat  gebeurt  onder koning Jerobeam II.  Deze koning  heeft  geregeerd  van  omstreeks  784 tot en  met  753 voor  Christus. Jona zal in de eerste periode van Jerobeams  regering  geprofeteerd  hebben.   Want  de profeet Amos die ook  tijdens  de regering van deze koning aktief was komt zeggen  dat het heroverde land weer verloren zal gaan.  (Amos 6:14)

Jona  kwam  uit  het Noorden van Israel.   Hij kwam uit het   plaatsje Gat-Hachefer. Deze plaats lag iets ten noorden van Nazareth. (Joz 19:13)

Tot  deze  Jona  komt  de HERE met Zijn boodschap.  De HERE spreekt hem aan als iemand die voor Hem op pad moet. En die in een bepaalde plaats Gods boodschap bekend moet maken. De HERE  laat  Jona  geen vrijheid.  Hij komt tot Jona met een duidelijk  bevel.   Jona maak je klaar,  ga op reis naar de  grote stad Nineve en preek tegen de inwoners van deze stad.

Het zal je maar gebeuren dat de HERE je ineens oproept om je  land te verlaten en een verre reis te maken.  Om op weg  te  gaan  naar  een  stad  die zo'n 1000 kilometer verderop ligt.  Zo'n 1000 kilometer in noord-oostelijke richting. En dat  zonder auto,  trein of fiets.  Dat is een hele opgave.

Maar  dat  is voor Jona niet het ergste.  Er is iets anders  dat  hem  in deze opdracht van God tegenstaat.  Dat God hem naar  Nineve stuurt.  Naar de stad waar de Assyriers wonen.  Juist  dat  volk  wordt  in  de tijd van Jona al machtiger.   Juist  dat  volk  wordt voor Israel al meer een bedreiging.

Juist dat volk stond in die tijd bekend als heel erg wreed.  En  nu zegt de HERE tegen Jona:  Ga naar die stad en predik tegen haar.

Je  zou zeggen dat Jona dat graag zou willen doen.  Jona en al  de Israelieten hebben er toch belang bij dat de HERE de bedreiging van de Assyriers zal wegnemen.  Het is toch goed dat  de HERE die wrede Assyriers eens goed te grazen neemt.  Dat hebben ze dubbel en dwars verdiend.  En toch heeft Jona  een hekel aan deze opdracht.  Zijn hart komt in opstand tegen deze opdracht van God. Waarom? Omdat Jona de HERE kent.  Omdat Jona weet hoe de HERE is.  Jona weet wat het betekent

wanneer  de  HERE  openlijk  zijn  straf  aan mensen bekend  maakt.   Hij weet dat er dan nog de mogelijkheid is dat die  mensen zullen schrikken en hun leven willen veranderen. Dat   God  vaak  met het aankondigen van Zijn straf en oordeel de  bedoeling  heeft  dat mensen terugkomen en om vergeving van hun  verkeerde  leven vragen.  Jona weet ook hoe de HERE op zo'n  reactie reageert. Dat Jona daar nu al aan denkt lezen we  in  hoofdstuk 4:2.  Dan is duidelijk dat de HERE Nineve

niet  zal  omkeren omdat er bekering gekomen is.  En dan is  Jona's reaktie: "Ach, HERE, heb ik dat niet gezegd, toen ik nog  in  mijn land was?  Daarom heb ik het willen voorkomen door naar Tarsis te vluchten, want ik wist, dat U een genadig  en  barmhartig  God  bent,  lankmoedig groot van

goedertierenheid en berouw hebbend over het kwaad."

Jona  wist  zo  goed dat de HERE maar niet alleen streng en kritisch  is.  Wie zo tegen de HERE aankijkt kent Hem niet.  Jona  had graag gehad dat in deze omstandigheden God alleen  maar  een strenge en koude straffer zou zijn.  Dat zou Jona  tegenover  de  Assyriers,  tegenover Nineve zo graag gezien

hebben.   Wanneer  de  HERE Zijn strenge en verdiende straf  aanzegt spreekt daarin ook Zijn liefde. Wat is de HERE blij  wanneer mensen dat ter harte nemen en hun leven veranderen.  Zo  is het vandaag nog altijd.  Want de HERE is vandaag dezelfde die Hij in de tijd van Jona was. Wanneer jij vandaag  in de Bijbel en in de preek sterk gewaarschuwd wordt.  Wanneer  je  met jouw zonden voor Gods oordeel geplaatst wordt, is Gods liefde niet verdwenen.  Nee, dan spreekt daarin God de           Vader  die  vol gevoel  voor jou is.  Want met Zijn waarschuwingen,  met Zijn aankondiging van straf en oordeel wil Hij juist bewegen tot verandering van jouw leven. Wil Hij  juist jou weer terugbrengen bij Zijn liefde.  Vermaningen laten maar niet alleen een strenge en kritische God zien.  In  die vermaningen gaat het liefdevolle, genadige hart van God voor  u open.  Ook in die vermaningen klinkt het warme hart van God. Zo lezen we van Johannes de Doper in Lukas 3: "Met nog  vele  andere  vermaningen  bracht hij aan het volk het evangelie."   (vers   18)   Die  boodschap  vol  warmte  en onverdiende  liefde  komt  naar de mensen die rond Johannes staan  juist in de vermaningen aan hun adres.  Dat het aanwijzen  van het verkeerde in ons leven alles te maken heeft

met  Gods  trekkende  liefde komt ook zo mooi naar voren in  Zondag  44.   Daar  wordt gevraagd waarom de 10 geboden ons  steeds  weer  zo  scherp  onze  verkeerde dingen aanwijzen.          Waarom  altijd  maar weer de norm van Gods Woord ons duidelijk  gemaakt  moet  worden.   Dat is niet omdat de HERE zo graag streng en kritisch wil zijn. Dat is wel om ons steeds weer  naar Christus toe te drijven als de Verlosser van ons leven.   Want  op die vraag in Zondag 44 is het eerste deel

van het antwoord dan:  "Ten eerste wil God, dat wij ons leven  lang  onze  zondige  aard  steeds meer leren kennen en daardoor  nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken."

Jona leeft nog in de tijd voordat Christus gekomen is. Maar Hij  kent  God  als de Vader die vol liefde bewogen is over  een  wereld  in  schuld.   Als  de God die niets liever wil   dan de bekering en het leven van goddeloze mensen. Dat zegt de HERE zo duidelijk van Zichzelf door de profeet Ezechiel:

"Zo waar Ik leef,  luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen  behagen  in  de  dood van de goddeloze,  maar veeleer  daarin,   dat  de  goddeloze  zich  bekeert van zijn weg en leeft." (33: 11; 18: 23,32)

Omdat Jona de HERE zo kent wil hij niet op weg naar Nineve.  Want  stel  je  voor dat de inwoners van Nineve zich zouden bekeren.   Dan  blijven deze mensen leven.  Dat wil Jona in  geen  geval.  Die opdracht van God wil Jona niet uitvoeren.  Daarom  gaat  hij  er  vandoor.   Op  de  vlucht  voor Gods

opdracht.

         

 2. Jona vlucht voor die opdracht.

        

Jona  moet naar het noordoosten.  Maar dat is hij niet van plan.  Om zijn weigering te onderstrepen gaat Jona juist de andere  kant  op.   In  de  havenplaats Jafo vindt Jona een  vrachtschip  die  hem juist de andere kant op brengt.  Want dat  schip heeft als bestemming Tarsis.  Deze plaats moeten

we  niet verwarren met de plaats Tarsus waar Paulus vandaan kwam. Tarsis, de plaats waar Jona naar toe wil, ligt ergens in Spanje. Ver van Israël weg, en nog verder van Nineve.

Het  lijkt er op dat Jona het idee heeft dat hij de HERE en  Zijn opdracht kan ontvluchten. Terwijl hij straks tegenover de  zeelui  zal belijden dat de HERE de God is die hemel en  aarde  gemaakt  heeft.  Nu lijkt Jona te denken dat hij die  God  ontvluchten  kan.  Wanneer dat zo zou zijn zou de HERE           niet alles in de hand kunnen houden.  Dan zouden wij mensen  Gods  plan  in  de war kunnen sturen.  Jona denkt door zijn  vlucht  ervoor  te kunnen zorgen dat Nineve niet wordt aangesproken.   Zodat Nineve niet de mogelijkheid van bekering krijgt.   Zodat Nineve met de Assyriers die daar wonen door

God in ieder geval vernietigd zal worden. Maar  de HERE zal zich niet door kleine mensen de wet laten  voorschrijven.  Hij zal zijn plan niet door mensen en zelfs  niet door de duivel laten dwarsbomen. Wie de HERE gebruiken wil  om  Zijn  plan,  Zijn doel te bereiken kan Hem en Zijn          opdracht  nergens  ontlopen. Je kunt de HERE niet ontlopen.  Dat  lezen  we  ook in Pslam 139:

"Waarheen zou ik gaan voor uw Geest,  waarheen vluchten voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel - U bent daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde - U bent er.  .........

zelfs de duisternis verbergt niet voor U,  maar de nacht licht als de dag,   de duisternis is als het licht." (vers 7,8,12)

Dat ondervindt Jona.  Hij heeft op eigen initiatief ontslag  genomen  uit  Gods dienst.  Want als er in vers 3 staat dat Jona wegvluchtte voor Gods aangezicht betekent dit dat Jona   niet  langer  de  knecht  van  de HERE wil zijn.  Hij neemt ontslag,   hij  vlucht omdat hij werk weigert.  Om te laten           zien dat Jona niet de baas is ontslaat de HERE Jona niet op  staande voet vanwege werkweigering. Nee, de HERE grijpt Jona in zijn kraag. Dat zien we in de derde plaats.

        

3. De HERE grijpt Jona in zijn kraag.

       

Jona  is  het schip opgegaan.  Heeft betaald voor zijn reis naar Tarsis. Het schip is van wal gestoken en heeft de woelige baren opgezocht.  Jona is naar beneden gegaan en heeft de  plaats  opgezocht die hem toegewezen is.  Hij ligt daar nu  lekker  te  slapen.   Terwijl Jona slaapt begint het al harder te waaien. De HERE laat een zware storm opsteken. De golven  slaan  over  het dek.  Het schip wordt heen en weer  geschud door de wind die de HERE gestuurd heeft.

En Jona?  Hij blijft rustig doorslapen.  Al vlucht hij voor de HERE toch kan hij rustig slapen. Hij ligt daar niet wakker  van.   Hij slaapt daardoor niet licht en onrustig want  dan  was  hij  allang wakker geworden van al dat geslinger.  Jona  heeft  de  onrust over het weigeren van Gods opdracht          verdrongen.  Een zondig mens kan die onrust verdringen. Het  is niet zo dat je kunt zeggen: Ik voel me niet onrustig dus  zal  wat ik doe wel goed zijn.  Niet ons gevoel van rust of   onrust   is  beslissend.   Nee,   beslissend  voor  goed en  verkeerd, voor onze weg door het leven is Gods opdracht, is       Gods Woord. Ook de Here Jezus vinden we een keer slapend op  een schip midden in een zware storm.  We hebben daarvan gelezen in Marcus 4. Wanneer de Here Jezus daar slaapt is dat echte  rust.   Jezus de Zoon van God hoeft nergens onrustig over te zijn.  Hij doet trouw en met liefde alle opdrachten van Zijn Vader.  Hoe het ook stormt het is geen gevaar voor Hem.   Want  wind  en water zijn ook in Zijn macht.  Ook de leerlingen van Jezus hadden niet bang hoeven te zijn in die storm  wat  zij  hadden Vaders Zoon aan boord.  De Zoon die Zijn  Goddelijke  macht  liet  zien  door de wind en zee te  bestraffen.   En op Zijn Woord werd de woeste en onstuimige zee een rustig kabbelend water.

Zo  is  het niet wanneer Jona op aandringen van de kapitein wakker  wordt  en aan dek komt.  Dan stormt het nog steeds.  Iedereen  wordt  ingeschakeld om de wind te laten gaan liggen.   Ook  de heidenen aan boord gaan er vanuit dat hogere  machten  over deze wereld regeren.  Zij denken aan vele goden.   Laat ieder zijn eigen god om hulp vragen.  Misschien kan  een van die goden zorgen voor het intomen van de wind.  Deze  mensen  gaan er ook vanuit dat deze levensbedreigende           storm  hen niet zomaar overkomt.  Daarom willen ze door het werpen lot te weten komen wie de oorzaak van deze storm is.  En  dan  bestuurt  de HERE het lot zo dat ook uit zal komen dat  Jona de oorzaak is.  Nu dwingt de HERE Jona eerlijk te zijn. Nu moet Jona wel onrustig worden. En dan vertelt Jona noodgedwongen zijn verhaal. Dat brengt groot ontzag voor de HERE bij die mannen op het schip. Want zij horen dat de HERE de God is van hemel en aarde.  Maar geen god van een bepaald land of volk. Nee, de God van heel de schepping. Voor die God kun je niet vluchten.

Jona kent de HERE. Jona moet nu maar zeggen wat er gebeuren  moet om de verdrinkingsdood te ontgaan. Dan maakt Jona duidelijk dat ze hem maar in het kolkende water moeten gooien. Dan  zal de HERE hen wel sparen.  Het is opvallend dat deze  heidenen dan nog proberen om Jona te redden.  Ze zetten alles op alles om toch nog de kust te bereiken. Deze heidenen  hebben veel over voor de schuldige Jona. Terwijl Jona niets  over heeft voor de inwoners van Nineve.

 

Maar  al die inspanning,  al dat roeien heeft geen zin.  De storm  wordt  al zwaarder.  Er zit niets anders op dan Jona  overboord  te  gooien.   Daar  hebben deze heidenen het nog moeilijk mee.  Zij smeken de HERE om hun leven.  Zij smeken de  HERE  dat  Hij  hen  niet  zal  straffen  omdat ze Jona

overboord gooien.  En dan gaat Jona overboord.  Dat is voor Jona vreselijk. Want hij weet dat hem nu de dood wacht. Hij heeft  geen  schijn  van kans.  Dit is Gods straf over zijn  werkweigering.   En  wat  moet Jona zeggen wanneer hij over enkele ogenblikken voor Gods rechterstoel moet verschijnen?      Wat moet hij zeggen als hij voor God verantwoording af moet leggen?  Het weigeren om te leven naar Gods opdracht is levensgevaarlijk. Want wie zegt jij nog een kans krijgt?!  En  als  je  als dienstweigeraar sterft en voor de HERE moet verschijnen?  Zou  dat je niet onrustig maken?  Zou dat jou niet drijven naar Christus liefde!  Zou dat jouw hart en oren niet  spitsen  voor  Gods  opdrachten!   Wie  let  op  Gods  opdrachten en zich voor de HERE inzet,  met alle gebrek die er nog is mag weten dat er door Christus een behouden vaart zal zijn.

De wind gaat liggen nu Jona in het water ligt.  De HERE Hij is God. Dat beseffen ook de zeelui. Zij danken de HERE voor Zijn redding met groot ontzag voor Hem.  Ze brengen Hem uit dank zelfs een offer.  De HERE de God van heel de schepping wil jouw God zijn.  Jij mag in Zijn dienst staan.           Wanneer die God uw en jouw God is. Wanneer u echt naar Hem luistert mag jij gerust zijn.  Dan is Christus uw Redder. Dan beschermt Zijn liefde en genade uw leven.

Maar  neem geen ontslag uit zijn dienst,  stop niet met het leven  dicht  bij Hem.  Kom tot dat leven wanneer je er mee  gestopt bent. Want buiten het leven met Hem, buiten het leven met Christus is er alleen de dood.  Bij Hem is er leven door  Zijn  genade,   Zijn  geweldige  goedheid.

       

 AMEN