Preek zondag 42: Kom niet aan het bezit van een ander

Preek zondag 42: Kom niet aan het bezit van een ander

ORDE VAN DIENST

 

Votum

Vrede/Zegengroet

Psalm 62:1,5

Gebed voor de opening van het Woord

Schriftlezing: 1 Timotheus 6:2b-21

 

Psalm 112

Tekst: Zondag 42

Verkondiging van het evangelie

Psalm 73:10,11

Geloofsbelijdenis

Psalm 37: 7.9.12

Dankgebed

Collecte

Gezang 22:1,2

Zegen

 

 

Broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus

 

Je staat midden in het leven. Dat betekent dat  je met andere mensen te maken hebt. Je kunt je niet helemaal van de wereld isoleren. Je hebt niet alleen met andere mensen te maken. We hebben ook dingen die van ons zijn. Dingen die je gebruikt of die je mooi vindt. Zeker in een tijd van welvaart heb je vaak veel dingen. Dingen die van jou zijn. Jouw bezit.

Dat is soms ook heel bijzonder. Hoe voelde je toen je voor het eerst je eigen auto had gekocht. Of je eigen huis. Of je eigen smartphone. Het geeft vaak een bepaald gevoel. De grote vraag is daarna wat je er mee gaat doen.  Een nog andere vraag is of wat je nu hebt veilig is. Kan een ander het zomaar van je afpakken. Op dat punt gebeuren er nu ook dingen die we vroeger niet konden voorstellen. Het achtste gebod heeft namelijk ook alles te maken met het hacken van gegevens van een ander. Is dat toegestaan en als dat zo is in welke omstandigheden is het toegestaan. Dus ook het punt van de zogenaamde privacy heeft met dit gebod van de HERE te maken. Wat is van jou en hoe ga je om met de dingen die je gekregen hebt. Het zijn vragen die ons bezighouden als we het gebod lezen: “U zult niet stelen”.

Laten we samen er naar gaan kijken wat dit gebod van de HERE voor ons vandaag betekent.

Ik verkondig jullie het evangelie van Jezus Christus onder het volgende thema:

 

KOM NIET AAN HET BEZIT VAN EEN ANDER

 

  1. Je mag bezittingen hebben
  2. Je hebt goed met die bezittingen om te gaan.

 

 

 

  1. Je mag bezittingen hebben

 

Niet stelen. Het lijkt zo’n logisch gebod. Kun je daar nu nog veel meer van zeggen? Dat is toch duidelijk?  Dat lijkt zo maar in de praktijk van het leven zie je toch snel dat mensen het niet zo duidelijk vinden. Kopieer jij grote delen van een boek terwijl het nog te koop is en er duidelijk in staat dat jij niet het recht hebt om dat boek op je eigen houtje door kopiëren te verspreiden. Wat doe je met muziek van anderen? Gebruik je dat ook zomaar en luister je het zomaar op een manier waarop je het zelf niet op een of andere manier koopt.  Je ziet dat het vaak toch wel wat minder duidelijk is in ons eigen leven.

Maar nu eerst naar wat dit niet stelen nu eigenlijk betekent.

Het eerste is dat bepaalde dingen echt van iemand zijn. Als alles van iedereen was, kon je ook niet stelen. Dan zou je afspraken moeten maken wanneer iemand iets gebruikt maar dan was er geen bezit. De HERE maakt duidelijk dat er onder mensen bezit is en mag zijn. Om dat goed op het spoor te komen is het eerst nodig om te zien van wie alles is. Er is namelijk iemand van wie alles op aarde is. De een die alles gemaakt heeft en ook alle mogelijkheden in de wereld gegeven heeft. Het enige dat Hij niet geschapen heeft is de zonde en de mogelijkheid om te zondigen. Dat hebben wij zelf in de schepping gebracht als mensen. Gelukkig is het de HERE wel die ook dit bestuurt zodat het in Zijn hand blijft en niet de dienst voor altijd kan uitmaken.

Dat de HERE de eigenaar van alles op aarde is, lezen we heel duidelijk in Psalm 24: “De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. Want Híj heeft haar gegrondvest op de zeeën

en haar vastgezet op de rivieren.” Vs 1,2

Waarom is nu alles op deze wereld van de HERE? Omdat Hij de aarde met al de mogelijkheden die er in liggen gemaakt heeft. De HERE heeft alles in Zijn Goddelijke wijsheid gegeven. Ook de grondstoffen die we in de aarde vinden en die we voor allerlei dingen gebruiken. De HERE is de eigenaar van alles wat jij en ik hebben. Ook van onze fiets, van onze auto, van de borden en de vorken en de messen die we gebruiken. Ook van de ipad, de computer en de tablet die je hebt. Als je rondkijkt in je kamer, in je huis, hier om je heen alles is van de HERE!

Dat laat dus zien dat als iets van jou op deze wereld is je dit van God hebt gekregen. Niet om er mee te doen wat jij maar wilt. Want ook al is het van jou toch is de HERE nog altijd de eigenaar. Dat betekent ook veel voor hoe je de dingen die je hebt gebruikt. Daar kom ik in het tweede punt verder op terug.

Alles is van de HERE. Toch geeft Hij ons dingen daarvan in bezit. Als je eens denkt aan het volk Israël dat in het beloofde land gaat wonen, zie je dat ieder een eigen stuk grond krijgt. Het is niet zo dat er een koning komt van wie dan het hele land is. De HERE geeft het land ook niet aan een aantal grootgrondbezitters. Nee, elke familie krijgt een stukje van het land. Waarom doet de HERE dat?

Daarvoor kunnen we in ieder geval 2 redenen noemen die ook voor ons vandaag nog van groot belang zijn.

  1. Het eerste is dat je als mens een stuk eigen verantwoordelijkheid krijgt. Het is niet zo dat jij de verantwoordelijkheid voor je leven en voor de manier waarop je met bepaalde dingen kunt afschuiven op het grote geheel.

Het is belangrijk dat jij zelf je verantwoordelijkheid neemt. Dat je zelf goed met de dingen omgaat die je in je leven van de HERE gekregen hebt. Ik denk nu aan de gelijkenis van de talenten die de Here Jezus vertelt. De man die er 5 gekregen heeft en die er 2 gekregen heeft gaan er echt mee aan het werk. Om met wat ze gekregen hebben te gebruiken voor de bouw van Gods Koninkrijk. Zij worden dan ook gezegend. De een die 1 talent gekregen heeft, gaat er heel anders mee om. Van hem lezen we: “Maar hij, die het ene ​talent​ ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het ​geld​ van zijn ​heer. En na lange tijd kwam de ​heer​ van die ​slaven​ en hield afrekening met hen. …. Nu kwam ook hij, die het ene ​talent​ ontvangen had, en zei: ​Heer, ik wist van u, dat u een hard mens bent, die maait, waar u niet ​gezaaid​ hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar u niet hebt uitgestrooid.  En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw ​talent​ in de grond verborgen; hier hebt u het uwe.  En zijn ​heer​ antwoordde en zei tot hem: U slechte en luie ​slaaf, wist , dat ik maai, waar ik niet ​gezaaid​ heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? Dan had u  mijn ​geld​ aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met ​rente​ opgevraagd hebben. Neemt hem dan het ​talent​ af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. En werpt de onnutte ​slaaf​ uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Mattheus 25:18,19 …24-30

Een van de dingen die hier duidelijk wordt dat we allemaal onze eigen verantwoordelijkheid hebben tegenover de HERE voor de dingen die Hij ons in ons leven gegeven heeft.

  1. Het tweede is dat het ons bij het gebruiken van wat de HERE ons gegeven heeft, nooit mag gaan om anderen dingen te ontnemen. Het mag er nooit om gaan om zelf belangrijk en rijk te worden ten koste van anderen.

Een kind van God heeft zijn of haar rijkdom in God. Die heeft zijn of haar rijkdom in Christus die voor wie gelooft de onschatbare waarde van de vergeving van de zonden en het eeuwige leven in vrede met God verdiend heeft. Wie zo met de HERE leeft, heeft het niet nodig om voor geld en nog grotere welvaart te leven. Die heeft niet nodig om nog welvarender te zijn ten koste van andere mensen. Ik noem een paar gedeelten uit de Bijbel waar de HERE zelf ons deze dingen op het hart drukt:

 

 1 Tim 6: “Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien zij gepaard gaat) met tevredenheid. Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. Vs 6-10

 

Hebr 13:5: “Laat uw handelwijze zonder geldzucht zijn. Wees tevreden met wat u hebt, want Hij heeft Zelf gezegd: Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten.” HSV

2 Tim 3:1,2: “En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken.

Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ​ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig”.

Wanneer je deze dingen leest zie je hoe gevaarlijk de greep van al meer willen hebben is. Hoe dat zeker in de laaste periode van de geschiedenis is. Dat is de periode van Christus hemelvaart tot aan Zijn terugkeer. Dus de tijd waarin wij nu leven. Het leven voor geld, voor welvaart, voor carrière. Daarop je tijd en je hart zetten, hoort in het rijtje van een onheilig, zondig leven thuis. Het vervreemdt ons van de HERE en ook van onze naaste. Het is niet voor niets dat de  HERE ook waarschuwt tegen al meer voor jezelf willen hebben en daarmee je naaste in de wereld arm maken. Ik denk nu o.a. aan wat we lezen in Jesaja 5: “Wee hun die huis aan huis voegen, akker aan akker trekken, totdat er geen plaats meer is, en u alleen de gezeten lieden bent in het land.”

De HERE had voor zijn volk en land dan ook wetten gemaakt dat het niet mogelijk was dat mensen van Zijn volk blijvend arm zouden zijn. We lezen daarover in Leviticus 25. Er was het sabbatsjaar en het jubeljaar waarin mensen weer vrij kwamen die slaaf waren en waarin land weer moest worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren.

De HERE is de Eigenaar van alles die wil dat mensen een gewoon leven kunnen leiden. Die wil dat ook als het om geld en goed gaat mensen niet bestolen worden. Dat ook het recht van de armen, weduwen en wezen beschermd wordt. Dat er ook voor hen hoop in de wereld is. Dat vraagt van ons ook een bepaalde manier van omgaan met wat we als bezit hebben of zouden willen krijgen. Daarover verder in het tweede punt.      

 

  1. Je hebt goed met die bezittingen om te gaan

 

 De Here Jezus heeft Zijn leven gegeven.  Voor onze zonden. We kennen die woorden. Toch is het vaak ook zo dat we de diepte daarvan vaak niet overzien. Bijvoorbeeld op het punt wat onze zonden dan zijn. Er zijn heel veel zonden in ons leven waaraan we voorbij leven. Die we vaak eigenlijk ook niet als zonden zien. Die we ook makkelijk wegwuiven als zonden. Dat is dan allemaal toch wat te erg en overdreven vinden we. Omdat het ons niet goed uitkomt. Dat geldt ook zeker als het om het achtste gebod gaat. Het is nodig dat we onze eigen zonden echt voor ogen zien om te beseffen hoe nodig we de Here Jezus als onze Verlosser  hebben. Om te beseffen hoe nodig we de Geest  hebben om al meer een bekeerd, veranderd leven te leiden.

Dat komen we op het spoor als we gaan zien dat de HERE ons op aarde als rentmeester heeft aangesteld. De aarde en alles wat daarop te zien en te vinden is, is van Hem. Hij heeft ons als Zijn beeld op aarde een plaats te geven om juist over de aarde te regeren. We lezen dat heel duidelijk in Genesis 1: “En God zei: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het ​vee​ en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.” vs 26,27 

De HERE is de Eigenaar, de Koning. Hij geeft ons de opdracht om over Zijn schepping te regeren en die te ontplooien. Om op de manier waarop we dat doen Zijn beeld te laten zien. Als we dat niet doen dan tasten wij Gods werk aan terwijl we geroepen zijn dat goed te behandelen. We stelen dan van Gods bezit omdat we er niet goed mee om gaan. het is dus een vraag die we onszelf steeds weer moeten stellen in ons leven hoe we met ons bezit en ook met de schepping omgaan.

Dat heeft ook iets te zeggen over onze omgang met bijvoorbeeld de dieren. Zonder dat we met de partij van Dieren de natuur en dieren als zo goed als goddelijk zien. Ik ga even met jullie naar het boek Spreuken. Dan wordt duidelijk dat we vlees mogen eten. Dat we ook dieren mogen vangen met dit doel. We lezen bijvoorbeeld in Spreuken 12:27: “De trage zal zijn wild niet vangen,

maar een kostbare have is het deel van de vlijtige.” Dat betekent niet dat we voor de dieren die we niet slachten en eten niet goed zouden moeten zorgen. In ditzelfde hoofdstuk lezen we namelijk ook: “De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn ​vee, maar de ​barmhartigheid​ der goddelozen is wreed.” Zorg en bescherming van dieren tegen verwaarlozing en slechte behandeling is Bijbelse opdracht. Verafgoding van dieren gaat tegen Gods wil in. Dus ook de zorg van de dieren die aan ons toevertrouwt zijn of die we als huisdieren hebben genomen heeft met ons leven met de HERE te maken. Als we dat niet doen, is dat ook zonde.

Hetzelfde geldt voor de zorg voor de wereld waarop wij wonen. Ook als het gaat om het milieu. Ik weet dat veel mensen daarmee op een manier omgaan die niet goed is. Die denken dat wij als mensen de wereld van een ramp moeten en kunnen redden. Dat is niet zo. Maar dat betekent niet dat wij slordig met de natuur, met de omgeving waarin wij leven mogen omgaan. De zorg voor Gods schepping is ons al in het begin van de geschiedenis opgedragen. Wij worden geroepen om de aarde waar we geplaatst zijn ook te bewaren. Er goed mee om te gaan. Daarbij past niet dat wij uit luiheid en ongeïnteresseerdheid flesjes en ander afval uit de auto gooien of achterlaten waar we gezeten hebben. Daarbij past niet dat het ons eigenlijk niet interesseert dat de schepping vervuild wordt als wij daardoor meer geld kunnen verdienen. We moeten goed bedenken dat vervuiling van de aarde het gevolg van de zondeval en van onze zonden is. Wanneer de aarde volgens Gods opdracht zou zijn ontplooid zou dat geen schade aan de wereld door vervuiling en sterftes hebben gedaan.   Dus ook de zorg voor het milieu zonder de aarde tot een godin te maken, zonder om de natuur tot een godin te maken hebben alles te maken met het op een goede manier rentmeester op de aarde zijn.  Dan laat het ons niet koud als we kunnen helpen om beter met het milieu om te gaan en willen we daarvoor ons ook inspannen. Juist als christenen omdat het om Gods schepping gaat.

Het goed beheren van wat we gekregen hebben betekent dan ook dat we goed willen zorgen voor de armen en de zwakken om ons heen. Dat komt ook heel duidelijk uit in vraag en antwoord 111: “Wat gebiedt God u in dit gebod?  Dat ik het welzijn van mijn naaste, waar ik kan en mag, bevorder en zo met hem doe, als ik wil dat men met mij doet. Bovendien dat ik mijn arbeid trouw verricht, om ook de behoeftige te kunnen helpen.”

Het gaat hier zeker niet om bijzaken!  Het gaat om echt zondig leven als je voor jezelf leeft en leeft om zelf zoveel mogelijk te hebben. Dat komt heel duidelijk uit in 1 Tim 6. Bedenk dat de volgende woorden echt woorden van de HERE zelf zijn. Woorden van de Geest waarmee Hij ons aanspreekt;

“Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten; ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen. Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen.” Vs 17-19 HSV

Alles voor mijzelf willen houden. Zelf zo welvarend mogelijk willen zijn en de armen en behoeftigen niet zo belangrijk vinden, is stelen! Goed omgaan met je geld is dat je ook graag voor anderen geeft die niet hebben wat jij hebt. Mensen in nood geven hoort bij het leven van Gods kind. Juist omdat ik zelf zo hulpbehoevend en schuldig sta. Ik verdien niets. Ik sta schuldig tegenover de HERE. Ik kan Hem niets geven waardoor ik verdien om iets te krijgen. Hij wil mij de grootste rijkdom geven die er is: het eeuwige leven. Hij heeft daarvoor zelfs Zijn Zoon gegeven die onder Zijn oordeel door is gegaan. Zou ik dan niet van het gewone aardse willen geven aan anderen zonder te vragen of ze het verdiend hebben?

Voor wie echt Gods kind is, is het antwoord op de vraag geen vraag.

 

AMEN