Votum
Vrede/Zegengroet
Psalm 63:1,2
Gebed voor de opening van het Woord
Schriftlezing: Romeinen 7:12-25; Jakobus 1:19-27
Psalm 94: 4-7
Tekst: Zondag 2
Verkondiging van het evangelie
Psalm 119:2,3
Geloofsbelijdenis
Gez 17:1-3
Dankgebed
Collecte
Gez 36:1,3
Zegen
Geliefde gemeente van onze here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes
Je gaat naar de dokter. Je wilt je graag helemaal laten onderzoeken om te weten hoe het er met je voorstaat. Na een aantal weken kun je terugkomen bij de dokter voor de uitslag. Zo is het ook in zondag 2. Je gaat naar de HERE en je vraagt hoe het er met je voorstaat. De diagnose, de uitslag is dat je doodziek bent. Zo ziek dat er eigenlijk geen enkele hoop meer is. Jij en ik kunnen onszelf op geen enkele manier genezen. We kunnen elkaar daar ook niet zo bij helpen dat het toch zou lukken. We kunnen ons nog zo inspannen als we willen maar onder ons en in de schepping is er geen medicijn tegen onze ziekte te vinden. Het is niet zo dat het een kwestie van tijd is om door onderzoek het juiste medicijn te vinden. Dat medicijn is er niet en het komt er ook niet. Toch horen we in Zondag 1 heel veel over troost, over houvast. Die is er wel maar die moet wel van buiten onszelf komen. Die moet komen van buiten de aarde. Juist dan is het belangrijk om nog even terug te gaan naar dat tweede antwoord in Zondag 1: Wat moet je weten om door deze troost gelukkig te leven en te sterven? Ten eerste hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten tweede hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost wordt. Ten derde hoe ik God voor zo’n verlossing dankbaar moet zijn.”
Dat zijn de dingen die je als doodzieke, als zondaar met een onbetaalbare schuld nodig hebt. Om bij Christus te kunnen komen en met Hem verbonden zijn. Daarbij is dan ook belangrijk om je af te vragen hoe het nu met deze drie dingen zit? Horen die bij het echte geloof of zijn dat dingen die na elkaar komen. Waarbij er heel lang tussen kan zitten. Dat je eerst een tijd in je leven moet hebben waarin je de grootheid van je schuld tegenover God ziet en daarom bijna wanhopig als je daarover echt nadenkt en dan een tijd dat je bij Christus komt en begrijpt dat er bij verlossing is. Toch blijf je nog heel zwaarmoedig want je twijfelt toch nog steeds of er wel echt vergeving en toekomst voor jou is. Daarna moet er dan de tijd in je leven komen dat je blij en dankbaar wordt en ziet dat er ook voor jou echt vergeving is. Dan hoop je maar dat je eens tot die laatste stap komt want anders ben je toch nog verloren onder Gods oordeel of je moet er minimaal aan twijfelen zelfs op je sterfbed. Is dat wat we hier belijden? Nee en nog eens nee!
Het gaat hier om de dingen die steeds weer bij ons leven als gelovigen horen. Dat gaan we in het vervolg van de catechismus ook zien. Het is niet zo dat we in de schuld en de somberheid mogen blijven hangen. Het is ook niet zo dat we kunnen zeggen dat we niet meer over zonden en schuld hebben nat e denken omdat onze zonden toch al vergeven zijn en we alleen vanuit de overwinning kunnen leven. Het gaat er om dat we echt met de HERE leven. In levend contact met hem. Waarin we onze schuld en zonden kennen, waarin we bij Christus elke dag ons leven zoeken en daarom de dankbaarheid kennen en daaruit willen leven. Elke dag weer. Dat betekent ook dat we Gods wet in ons leven elke dag een heel belangrijke plaats geven. We letten daarop in het vervolg als ik jullie het evangelie van jezus Christus onder het volgende thema verkondig:
GODS WET IS GOED EN HEILIG
De HERE leert me zo zien
- Wat mijn nood is
- Dat ik Hem nodig heb
- Wat mijn nood is
Er wordt in onze tijd veel over reflecteren gesproken. Je moet bij jezelf naar binnen kijken. Hoe je dingen zelf ervaart en hoe je dingen voelt. Ben je wel echt? Uit je wel wat er echt in je leeft? Of doe je dingen omdat anderen of een ander dat van je verwacht? Je moet zo aan jezelf werken dat je echt jezelf bent en ook zorgen dat je met de feedback, de opmerkingen van anderen iets doet. Je zou zeggen dat we leven in een tijd waarin we onszelf echt leren kennen. Waarin dus ook wat we echt nodig hebben ons duidelijk voor ogen staat. Toch merk je dat de samenleving bij al deze dingen er niet vriendelijker en liefdevoller op wordt. Het is niet zo dat de mensen door dit soort dingen nu echt anders worden. Leven voor jezelf lijkt in het algemeen eerder meer te worden dan minder. De onverbondenheid tussen mensen wordt groter. Dat heeft er alles mee te maken dat we onszelf eigenlijk niet kennen. We leven, denken en voelen zo dat dat we niet verder komen dan onszelf. Zijn wij eigenlijk wel mensen die zelf de gereedschappen hebben om te zien wie we eigenlijk zijn en wat we nodig hebben. Dan moet het antwoord zijn dat we dat niet hebben. We hebben niet het gereedschap in onszelf om onszelf echt te kennen. Wij hebben een spiegel nodig. Een andere dan die van onszelf of van andere mensen. Als wij in een spiegel kijken die we onszelf voorhouden is die dof en donker. Dan zien we niet echt wie we zijn. We hebben een andere spiegel nodig. We hebben ook nodig om daarin echt te kijken. De Heilige Geest laat ons dat heel duidelijk weten in Jakobus 1:21-25: “Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden. En weest daders van het woord en niet alleen hoorders: dan zou u uzelf misleiden. Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.”
Let er eerst op dat hier door God gezegd wordt dat we vuilheid moeten wegdoen. Wij zijn door de zonde vervuild. Wij hebben door de zonde ogen die dof en blind zijn geworden. We zien onze eigen zonden niet meer. We noemen dingen goed die het niet zijn. We praten dingen goed omdat veel mensen dat nu eenmaal zo doen. Zo is het nu eenmaal daar kun je weinig aan doen. We hebben nodig om het Woord van God aan te nemen. Dat Woord dat jou en mij voorgehouden wordt en daarmee in ons leven geplant wordt. Het gaat er om dat je vanuit dat Woord van God dat zuiver en goed is naar jezelf kijkt. Vergelijk je leven in de spiegel van Gods Woord, van Zijn wet juist met die goede wil van God. Dan hebben we nodig dat we de Heilige Geest vragen dat we echt in de spiegel van Gods wet kijken en daarin ook blijven kijken. Wij hebben de neiging om als we iets zien dat ons niet aanstaat, wat ons pijn doet, wat onze verkeerde dingen, onze zonden laat zien weg te kijken. Om dan te zeggen+ al dat gepraat over de zonde laten we naar Gods liefde kijken. Bedenk dan heel goed dat als je echt gaat staan in het licht van Gods liefde je juist ook de hardheid, de kou en verkeerdheid van je eigen hart ziet. Het excuus om in het licht van Gods liefde te gaan staan betekent dan juist dat je dat niet doet. Dat je je eigen geweten sust met wat jij liefde noemt die het niet echt is. De HERE heeft Paulus terwijl hij dacht de HERE diende in Zijn licht gezet. Paulus ligt dan op de grond dichtbij Damascus. Wanneer Paulus in Gods licht gezet wordt, gebeurt dan het volgende: “En nadat wij allen op de grond gevallen waren, hoorde ik een stem tot mij spreken en in de Hebreeuwse taal zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij? Het is hard voor u de hielen tegen de prikkels te slaan. En ik zei: Wie bent U, Heere? En Hij zei: Ik ben Jezus, Die u vervolgt.” Hand 26:14,15
Deze Paulus wordt verkondiger van het evangelie en laat later zien hoe nodig wij Gods wet hebben elke dag weer om onze nood te kennen. Hij is het die als gelovige in de spiegel van Gods wet kijkt, die heilig is en goed en dan uitroept: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?”. Rom 7:25
Om te kunnen zien wie ik echt ben en om te kunnen zien wat de nood van mijn leven is, heb ik Gods liefde nodig om in de spiegel van God te kijken en te blijven kijken. Om te zien wat we belijden in vraag en antwoord 3: ‘Waaruit ken u uw ellende? Uit de wet van God.”
Ja maar dominee dat is zo zwaar en dat heeft toch niet echt met Gods liefde te maken? Dan neem ik je mee naar wat de Here Jezus zelf zegt en wat in het volgende vraag en antwoord wordt weergegeven:
“Meester, wat is het grote gebod in de wet? Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.” vs 36-40
Wat is nu mijn nood als ik naar mijn leven kijk in de spiegel van Gods wet en dat is ook in de spiegel van Gods liefde? Dat ik dingen doe, dingen voel. Dat ik dingen denk die tegen Gods liefde ingaan. Dat ik schuldig tegenover God sta en dat ik die schuld zelf niet kan afbetalen of wegdoen. Ik kan die schuld ook niet voor God verborgen houden. Hij ziet mijn schuld door alles heen. Hij ziet ook hoe iki mijn schuld tegenover Hem steeds ook groter maak door wat er diep in mijn hart gevoeld en overlegd wordt. We lezen namelijk van de HERE in Hebreeën 4: “Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; 13en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.”vs 12,13
Juist als je je schuld ziet, komt als grote vraag waar moet ik met deze schuld heen. We letten daarop in het tweede punt.
- Dat ik Hem nodig heb
Ik sta schuldig. Van mijzelf ben ik een zondaar. Hierover bestaan veel vragen. Ook in onze eigen gemeente zijn er daarover vragen. Is het nu echt zo dat je als gelovige nog een zondaar bent? Is het echt zo dat we onze schuld tegenover God alleen maar groter maken? Is zondag 2 niet een veel te sombere zondag? Is het niet deprimerend om in vraag en antwoord 5 te belijden dat “ik naar mijn aard erop uit ben God en mijn naaste te haten”? Is het niet veel te somber dat bij de doop van een kind in het doopsformulier gevraagd wordt: “belijdt u, dat onze kinderen, hoewel ze in zonde ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen, toch in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van zijn gemeente behoren gedoopt te zijn?’
Zou het niet veel beter zijn om bij het begin van de doop te zeggen dat je prachtige kinderen hebt. Echte parels maar dat je er wel rekening mee moet houden dat ze in hun leven wel makkelijk beïnvloed worden door de vele verkeerde dingen in hun omgeving. Dat ze daar wel gevoelig voor zijn en daarom Christus nodig hebben.
Wat wijst de HERE ons nu door Zijn liefdeswet aan? Dat wijzelf vanaf het begin van ons leven schuldig tegenover God staan. Dat wij daar zelf in eigen kracht niets aan kunnen veranderen! Dat is de werkelijkheid. Het zou heel erg zijn als die werkelijkheid ons niet meer voor ogen geschilderd zou worden. Wij hadden het als mensen verdiend dat de HERE ons na de zondeval zou hebben laten leven in ons eigen zondige sop. Dan was het hier een hel op aarde geworden zonder enig uitzicht. Dan hadden we geen idee hoe we uit die ellende zouden komen en we zouden er ook nooit uit gekomen zijn. Van onszelf zijn we geen pareltjes. Vanuit onszelf ben ik geen beste brave broeder. Vanuit mezelf heb ik de HERE en mijn naaste niet lief. Ik verdien uit mezelf echt niet anders dan de eeuwige straf.
Weet je wat nu al genade is? Dat de HERE naar ons toekomt en met Zijn Woord en door Christus laat zien hoe het er met ons voorstaat. Dat Hij de zere plek in ons leven heel duidelijk aanwijst. Om te laten zien dat we echt Hem nodig hebben. Hij laat ons ook zien dat het maar niet de omgeving is die verkeerd gaat en dat we alleen maar goed moeten opletten. Het is niet zo dat wij als mensen op de wereld gekomen zijn met wie het nogal meevalt. Omdat we uit een net gezin komen. Of omdat onze ouders christenen zijn. Nee, wij zijn echt in ons hele bestaan uit en in onszelf zondig, schuldig. Het is ook nog eens een keer zo dat we onszelf niet beter kunnen maken. We kunnen er ook niet voor zorgen dat wij door onze daden onze schuld tegenover God kleiner maken. Dat betekent dus dat elke verkeerd gevoel, elke verkeerde gedachte, elke keer dat ik voor mezelf leef en geen liefde voor God en mijn naaste wil geven mijn schuld groter maakt. Als ik naar mijzelf kijk wordt mijn schuld aleen maar groter. Dan komen er in mijn leven al meer nullejtes te staan. Het blijft niet bij 1 of 10 of 100 of 1000. Wij zijn uit onszelf schuldig en elke zonde is er een te veel en daardoor verdienen we Gods straf.
Daaraan zouden ik en jij voorbij leven als de HERE ons dat niet heeft laten zien. Dan zie je in deze zondag dat er over Jezus Christus gesproken wordt. Dat ook deze zondag opkomt vanuit Gods eigen woord. Want de HERE in de hemel is zo goed geweest dat hij voor zondaren, voor misdadigers die we allemaal zijn vanuit onszelf Zijn eigen Zoon gegeven heeft. Die ons Gods wil in de samenvatting zo duidelijk heeft voorgehouden. Met welk doel? Om ons te ontdekken aan wie we zijn. Ook onze kinderen en kleinkinderen. Om ons daarbij te wijzen op Hem als de enige die ons van deze schuld kan bevrijden. Als de enige door wie wij door de Geest andere mensen kunnen worden die het gevecht door Gods kracht tegen het verkeerde in ons leven aangaan. Dan nog blijven we tot onze dood mensen die last hebben van zonde in ons leven. Maar wie tot Christus komt, wil er niet meer voor leven. Die wil steeds gaan staan in het licht van Gods wet om maar niet een hoorder maar ook een dader van de wet te zijn. Dan ben ik tot mijn dood niet volmaakt. Dan blijf ik iemand die nog elke dag zonde doet. In die zin blijf ik een zondaar en toch heel anders. Ik ben geen zondaar meer die graag de zonde doet, die er uit leeft. Die het niet uitmaakt dat mijn schuld al meer wordt. Dan vlucht ik tot Christus als de mij gegeven Verlosser die voor mijn zonde en schuld heeft wil lijden. Die heeft willen dragen. Dan zoek ik bij Hem elke dag vergeving en liefde om door de Geest al meer als kind van God, als beeld van God te leven. Als ik dat niet wil en ik baal niet van al die gevoelens, gedachten, woorden en daden tegen Gods wil in dan ben ik zondaar zonder vergeving. Dan is er geen redden aan. Zo’n zondaar wil je als kind van God niet zijn. Dat betekent ook dat je geen dag ophoudt met het vragen om vergeving. Wie niet meer om vergeving bidt en zo niet meer in eerbied voor de HERE leeft maakt zijn schuld al groter zonder dat die zonden die er bij komen vergeven worden. Wat een genade en een liefde van God dat Hij ons Zijn wet gegeven heeft om ons te ontdekken aan ons zonden. Gelukkig is het niet bij de wet gebleven. De wet wijst ons namelijk onze zonden aan en kan ons niet zetten op de weg naar de redding. De Vader heeft Zijn Zoon Jezus Christus gegeven als de Verlosser. De Zondeloze die bereid was de schuld van al die zondaren die tot Hem vluchten op zich te nemen. Die de Geest verdiend heeft om voor wie tot Hem komt de liefde voor God en Zijn wil steeds weer te leren. Christus heeft genade en vergeving verdiend. Verlossing van de straf die jij en ik heel echt dubbel en dwars verdiend hebben.
Ik ellendig mens ik word geroepen om tot Christus te komen. Elke dag weer! Wat een wonder van Gods genade, dat hij ook jou heel echt wil geven. Wonder dat in Gods belofte bij de doop zelf hoorbaar en voelbaar in het water bij de doop tot je gekomen is. Wat een wonder van God in je leven dat je dan leert zeggen dag aan dag; “Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!”
AMEN